Enkele cijfers

Een taal kan pas levend zijn, als ze voldoende sprekers heeft. Zonder gebruikers zou een communicatiemiddel uiteraard betekenisloos worden en vervallen tot een curiositeit.
Gelukkig kan het Esperanto rekenen op een grote schare sprekers: 2 miljoen volgens officiële bronnen (1), een half miljoen lijkt een meer realistische schatting. Al deze sprekers (die de taal vrijwillig leerden!) wonen echter over de hele wereldbol verspreid, zodat er op lokaal niveau telkens relatief weinig sprekers zijn.
Daarom trekken actieve Esperantosprekers zoveel mogelijk naar ontmoetingen, congressen, festivals, weekends, seminaries, … om zoveel mogelijk andere sprekers te kunnen ontmoeten en gemaakte vrienden terug te zien. Jaarlijks worden er dan ook honderden bijeenkomsten georganiseerd. De kalender van 'Eventoj' die in Europa het meest gebruikt wordt (2), vermeldde voor 2009 minstens 250 bijeenkomsten, goed voor een 5-tal bijeenkomsten per week!

Hoe ziet zo'n bijeenkomst er uit?

Uiteraard is er een groot verschil tussen jongerenbijeenkomsten en meer formele congressen. De meeste jongerenbijeenkomsten zijn van het rugzaktoeristensoort, waarbij doorgaans een jeugdherberg of ander jeugdverblijf afgehuurd wordt en het programma meer actieve onderdelen, doch naargelang het thema ook ernstige debatten en werkvergaderingen bevat. Het aantal deelnemers kan variëren van 15 tot 150 voor een weekend en 100 tot 500 voor grotere internationale congressen.
De meer formele congressen, zoals bijvoorbeeld het jaarlijkse wereldcongres (georganiseerd door de wereldesperantobond) worden steeds plechtig geopend in aanwezigheid van een plaatselijke hoogwaardigheidsbekleder (minister, schepen van cultuur, burgemeester,…) en ook formeel afgesloten. Zo'n congres is hét moment voor internationale vakgroepen (artsen, juristen …) en bestuursleden van andere internationale Esperanto-organisaties (en de wereldbond zelf) om te vergaderen. Anderzijds is er ook steeds een uitgebreid cultureel programma (met muziek, toneel, cabaret, …) alsook een kennismaking met de taal en de cultuur van het gastland (d.m.v. toeristische uitstappen, culturele voordrachten en presentaties, taalinitiaties, literatuur, geschiedenis, …). Het aantal deelnemers kan oplopen tot 3000 en meer (3); gemiddeld gaat het om zo'n 2000 deelnemers uit een 50-tal landen. Dankzij speciale fondsen worden ook steeds Esperantosprekers uit derdewereldlanden (bvb. Afrika) uitgenodigd, die anders nooit zouden kunnen deelnemen, zodat het congres een werkelijk internationaal karakter krijgt.
Het wonderlijke is dat iedereen met iedereen kan spreken zonder probleem, zonder tolk, ongeacht de afkomst, steeds op voet van gelijkheid en gelijkwaardigheid.

Kunstmatig?

Omdat het Esperanto niet op een natuurlijke wijze ontstond, maar door één man 'ontworpen' werd, wordt het ook wel een 'kunstmatige' taal genoemd. Dit leidt vaak tot de misvatting als zou het Esperanto niet op een natuurlijke wijze kunnen aangeleerd en gesproken worden.
Niets is echt minder waar: het Esperanto wordt doorgaans veel sneller verworven dan een andere taal. De verklaring hiervoor is eenvoudig:

Taalvariatie

Niet-Esperantosprekers vragen zich vaak af of een Rus, een Chinees, een Afrikaan, een Zweed, echt geen moeilijkheden om elkaar te verstaan. Het klopt zeker dat een Italiaan met een ander temperament spreekt dan een Japanner en Engelstaligen soms op de 'r' kauwen, maar de klanken van het Esperanto zijn zó gekozen, dat kleine variatie niet tot verwarring kan leiden.
Mensen die Nederlands als tweede taal hebben geleerd, hebben vaak problemen met onze 'lange' en 'korte' klinkers en horen soms totaal geen verschil tussen bijvoorbeeld 'ladder' en 'lader', 'zon' en 'zoon'. Eigenlijk zijn de klinkers niet langer of korter, maar gaat het telkens om verschillende fonemen, namelijk [ɑ] versus [a] en [ɔ] versus [o] in de voorbeelden. In talen zoals het Chinees en het Vietnamees is de toonhoogte van belang: stijgend, dalend, onveranderlijk, dalend-dan-stijgend, enzovoort. In sommige talen (bvb Hindi) is het belangrijk om medeklinkers al dan niet aan te blazen omdat dit tot een betekenisverschil kan leiden.
Het Esperanto heeft slechts 5 duidelijk onderscheiden klinkers en medeklinkers die voor nagenoeg geen enkel volk voor problemen zorgen, ook al moeten bijvoorbeeld Japanners wel extra hard opletten voor de 'l' en de 'r', maar dat is niets nieuws en inherent aan hun eigen taalachtergrond.

Moedertaalsprekers

Tijdens internationale congressen is het ook onvermijdelijk dat er relaties ontstaan en dat mensen met een totaal verschillende taalachtergrond (bvb. Tsjechisch-Japans) onderling Esperanto blijven spreken, dat dan ook later door de kinderen overgenomen wordt. Veel Esperanto-moedertaalsprekers zijn dan ook snel drietalig: moedertaal, vadertaal en Esperanto, wat enorm veel voordelen biedt voor de taalontwikkeling. Voor de kinderen van Esperantosprekers wordt parallel aan het universele congres ook steeds een kindercongres georganiseerd. Verder zijn er ook jaarlijks meerdere familiebijeenkomsten, waar speciaal extra aandacht aan kinderen wordt besteed, met spelletjes, muziek en veel meer in het Esperanto.
Het aantal moedertaalsprekers wordt rond de 1000 geschat (4).

Esperanto in de actualiteit

Vaak wordt opgemerkt dat je 'zo weinig over Esperanto hoort'. Dat vinden wij als Esperantovereniging eigenlijk zelf ook. Maar ja, 2000 mensen die zonder enig taalprobleem kunnen communiceren is minder sensationeel dan een fraudezaak met 2000 gedupeerden of erger, 2000 slachtoffers van een natuurramp. Echter, als je er eenmaal op begint te letten, kom je het Esperanto veel vaker tegen dan je verwacht!

Lode Van de Velde

septembernummer 2010

1 http://www.numberof.net/number-of-esperanto-speakers/
2 http://www.eventoj.hu/2009.htm
3 http://nl.wikipedia.org/wiki/Esperanto-Wereldcongres
4 http://www.uea.org/info/angle/an_ghisdatigo.html