Esperanto
FEL, waar de Esperantobeweging beweegt!
Contacteer ons Contacteer ons
Zoek op de Esperanto-webstek

Democratisch deficit

Het verslag over de studiedag die op donderdag 10/2/2000 in het Borschettegebouw van de Europese Gemeenschap in Brussel werd gehouden over Veeltaligheid en de uitbreiding van de Europese Gemeenschap heb ik met veel aandacht gelezen. Het inspirereerde mij om volgende bedenkingen aan onze politici voor te leggen.

Ex-premier Jean-Luc Dehaene pleitte in verband met de communicatieproblematiek in de Europese instellingen voor pragmatisme: de taalproblemen nemen zoals ze zijn en kiezen voor de meest praktische oplossing.

Zolang er geen generatie politici is die zich perfect kan uitdrukken in één gemeenschappelijke taal, is, voor een goed functioneren van deze instellingen, het gebruik van slechts enkele werktalen inderdaad (...) de enige mogelijkheid.

Overigens, als de Europese Unie stelt dat iedere burger minimum twee vreemde talen zou moeten leren (Socrates-programma), zou je van Europese toppolitici toch wel mogen verwachten dat ze zich in minstens één vreemde taal vlot kunnen uitdrukken.

Ik vermoed bovendien dat de Europese burger niet echt wakker ligt van de manier waarop de politici (0,0000017% van de Europese bevolking) het onderlinge communicatieprobleem oplossen.

In zijn toespraak noemde hij “veeltaligheid zowel een handicap als een troef”. Ik ben het daar volledig mee eens: een troef voor een intellectuele elite en een handicap voor Jan Modaal.

Zou men derhalve, wat de communicatieproblematiek voor de modale burger betreft, eveneens niet beter pleiten voor pragmatisme? Wil men het dan ook nog democratisch houden, moet men zich niet de taal en de cultuur van een wereldmacht laten opdringen (= cultureel racisme), maar moet men kiezen voor een eenvoudige en neutrale taal die voor iedereen aanvaardbaar en voor iedereen haalbaar is, in wederzijds respect voor elkaars taal en cultuur. Tenzij men er de voorkeur aan geeft uit opportunisme te collaboreren met de bezetter: If you can't beat them, join them!

Vanuit deze optiek bezit het Esperanto ontegensprekelijk mé#233r troeven dan gelijk welke andere oplossing om in de toekomst de Toren-van-Babelvloek op een democratische, niet-discriminerende en natuurlijke manier op te heffen.

Dan Van Herpe


uit een brief van Kathleen Van Brempt, Europees Parlementslid, aan R. Sproelants, d.d. 25 februari 2000

[...] De problematiek van het taalgebruik wordt, met de nakende uitbreiding naar het oosten, alsmaar acuter. Als taalplatform biedt Esperanto in dergelijke omstandigheden duidelijk voordelen. [...]

Het aannemen van een supranationale taal in de Europese instellingen stoot op een zeer groot democratisch deficit. Politiek personeel, dan spreek ik over gekozenen en hun medewerkers, mag niet beoordeeld worden op talenkennis of gebrek daaraan. Voor deze mensen is het nodig dat zij hun standpunten op de best mogelijke manier verwoorden en verdedigen. Dat gaat voor de meeste mensen het best in hun moedertaal. Vanuit democratisch oogpunt is het dus niet mogelijk iemands politieke verantwoordelijkheid te hypothekeren door ze in het keurslijf van een vreemde taal te dwingen.

De Europese Unie beseft echter maar al te goed dat er dringend werk moet worden gemaakt van de communicatiekloof tussen de Europese burgers. Zij ijvert voor het aanleren van een 2de en zelfs een 3de taal door alle Europese burgers. Op die manier zouden Europese burgers meer in de mogelijkheid moeten verkeren om met elkaar te communiceren. Aan een taal is onlosmakelijk een cultuur verbonden. Men leert niet enkel een vreemde taal, men leert ook ten dele een nieuwe cultuur. Ook dit bevordert de integratie van de Europese burgers en kan bijdragen tot een hechtere “sociale” Unie. Dit is een voordeel dat een artificiële taal als het Esperanto niet kan bieden.

De cursiveringen in bovenstaande brief van Kathleen Van Brempt zijn van de redactie. Wat betekent “de best mogelijke omstandigheden”? Heeft iedereen inderdaad de mogelijkheid zijn/haar moedertaal daarvoor te gebruiken? Dat zouden wij graag aan de politieke realiteit getoetst zien. Met de bewering dat Esperanto de integratie niet bevordert en geen bijdrage kan leveren aan een hechtere sociale unie kunnen Esperantogebruikers helemaal niet akkoord gaan. De Esperantopraktijk bewijst juist het tegenovergestelde. Moeten wij tenslotte nog wijzen op de interne tegenspraak in de brief van mevrouw Van Brempt, waar zij enerzijds pleit voor het recht op gebruik van de eigen moedertaal voor het “politiek personeel” (ongeveer de bestbetaalde Europese elite), terwijl “de Europese burger” een 2de en zelfs een 3de taal zou moeten leren om in de Unie (economisch) te kunnen functioneren. Dat Europese burgers op dat gebied alles behalve gelijk zijn, blijkt duidelijk uit een vergelijking van personeelsadvertenties in bijvoorbeeld Vlaanderen, met die in zeg maar Engelang, Frankrijk, Spanje of Duitsland.

Uiteraard kan men met recht verdedigen dat Vlamingen door hun grote taalkennis een sterke positie op de arbeidsmarkt kunnen innemen. De vraag is echter of dat een netto-voordeel is? Men zou het kunnen betwijfelen. Dat is het enkel op vrij hoge, elitaire internationale niveaus. En ten koste van welke inspanningen wordt dat voordeel behaald?

Echte gelijkheid is er enkel, indien iedereen bereid is afstand te doen van zijn eigen taal en een andere taal te gebruiken. In dat scenario is, hoe men het ook draait of keert, het Esperanto ongetwijfeld “de beste koop”. Het zou billijk zijn indien Europese politici zouden mogelijk maken dat die claim van het Esperanto op een grootschalige en wetenschappelijk verantwoorde (dit wil zeggen onderbouwd en begeleid) manier aan de realiteit zou worden getoetst.

Het is voornamelijk die vraag die wij aan onze Europese vertegenwoordigers stellen. Het antwoord dat men maar een pragmatische oplossing moet nastreven of alle heil moet verwachten van de technologie, is alles behalve bevredigend.

“Esperanto is in staat om de subtielste schakeringen van de gedachte en van het gevoel uit te drukken. Bijgevolg kan Esperanto gedachten weergeven op een juiste, literaire en esthetische wijze. De taal schenkt zelfs voldoening aan de meest achterdochtige en eigenzinnige geesten.”

Maurice Genevoix,
de toenmalige permanente secretaris van de Académie Française,
in een vraaggesprek met Pierre Delaire op Chaine Nationale
(Parijs, 18 feb. 1955).

Laatste aanpassing van deze bladzijde: 09-05-2020