|
Tips voor Nederlandstaligen die Esperanto leren
UitspraakCDe letter c altijd als de ts van muts of van tsaar uitspreken. Spreek de c nooit als k of s uit.
cento: niet sento zoals in het Frans maar tsento E De letter e altijd vol uitspreken. De stomme e (de uh-klank van bijvoorbeeld de en ze) komt in het Esperanto niet voor.
sane: niet sanuh maar saanee G De letter g altijd hard uitspreken, zoals bij het Engelse great en het Franse garçon. De zachte g wordt gevormd door de letter ĥ. H De letter h valt nooit weg maar wordt altijd nadrukkelijk aangeblazen.
hodiaŭ: niet odiaŭ maar hodie-aŭ I De letter i moet altijd als ie worden uitgesproken, en nooit als korte i zoals bijvoorbeeld in kip of ik.
kripla: niet zoals in het Engelse cripple maar
kriepla De tweeklank ie bestaat niet in het Esperanto, dus als men deze twee letters achter elkaar tegenkomt moet men ze beide uitspreken.
alie: niet aalie maar aalie-ee Ook de ei en de ij bestaan niet.
reiri: niet reirie maar ree-ierie O De tweeklank oe bestaat evenmin in het Esperanto.
poento: niet poento maar po-ento U De letter u altijd als oe uitspreken (zoals in het Duitse gut), en nooit als uu zoals in muur.
muro: niet muuro maar moero De letter ŭ vormt de enige tweeklanken in het Esperanto, namelijk de aŭ en de eŭ. Andere tweeklanken zoals de ie, de oe, de ij en de ei bestaan niet. Zij mogen dus ook niet worden uitgesproken. Let goed op of er een accent op de letter u staat. Als er geen accent staat is het geen tweeklank.
reuzi: niet zoals in reus maar ree-oezie Als er wel een accent op de letter u staat is het uiteraard wel een tweeklank.
naŭzi: niet naa-oezie maar nauzie De letters q, w, y en x komen in het Esperanto niet voor. Men moet ze daarom ook helemaal niet gebruiken. In internationale woorden geldt:
q wordt k, kv of ku, dus niet quanto maar kvanto en
niet qualito maar kvalito. De letters ĉ, ĝ, ĥ, ĵ en ŝ zijn afzonderlijke zelfstandige letters. In het algemeen versterkt het accent de uitspraak van de oorspronkelijke letter. Ĉ is de tsj-klank van tsjech en tsjakka.
ĉaro niet zoals kar maar tsjaaro Ĝ is de dzj-klank van het Engelse gentleman.
ĝermo niet zoals Engels germ maar dzjermo Ĥ is de zachte g van lachen, parochie en dergelijke.
eĥo zoals echo Ĵ is de zj-klank van Jean en Jacques.
ĵaluza niet zoals jaloers maar zjaloeza Ŝ is de sj-klank van machine en chocolade.
ŝnuro niet zoals in snoer maar sjnoero Als twee maal dezelfde medeklinker achter elkaar voorkomt, dan moet deze medeklinker ook twee maal worden uitgesproken. finno niet fienoo maar fien-no
KlemtoonDe klemtoon ligt altijd op de voorlaatste lettergreep, ook bij woorden waar het Nederlands de klemtoon anders pleegt te leggen. Bij woorden van één lettergreep ligt de klemtoon uiteraard op deze ene lettergreep. Een lettergreep wordt gevormd door een klinker of tweeklank met eventueel de medeklinkers die eromheen staan. niet opinio maar opinio niet projekcio maar projekcio
LidwoordenDe lidwoorden de en het worden in het Esperanto altijd vertaald met la, maar het onbepaalde lidwoord een wordt niet vertaald, bijvoorbeeld:
Mi vidas arbon. Ik zie een boom.
Lijdend voorwerp, -n, vierde naamvalHet lijdend voorwerp is dat deel van de zin dat de handeling van het werkwoord ondergaat, bijvoorbeeld: hij slaat de fiets, of ik open de kast. Een van de lastigste onderdelen van Esperanto is het gebruik van de -n uitgang om de 4de naamval (het lijdend voorwerp) aan te duiden. In het Nederlands gebeurt dit via de woordvolgorde, maar dit is in het Esperanto zeker niet het geval. Vergelijk:
Johano vidas la gardiston. Beide zinnen betekenen hetzelfde, terwijl in het Nederlands de betekenis wordt omgedraaid:
Jan ziet de bewaker. In het Nederlands herkennen wij het lijdend voorwerp doordat het achter het werkwoord staat. In het Esperanto heeft het lijdend voorwerp de -n uitgang. Men moet zichzelf door veel oefening het gebruik van de -n uitgang aanleren. Daarom volgen hier de nodige voorbeeldzinnen:
Li lerte riparis la biciklon.
Petro purigas la telerojn kaj kuirpotojn.
Ŝi atente legas la revuojn.
Kaseda magnetofono povas registri kaj reaŭdigi muzikon kaj
sonojn.
La pluvo multe malsekigis la grundon.
En la milito ni supervenkos ilin.
Ni ĉiuvespere aŭskultis la rakontojn de Johano.
Mendu ankoraŭ kelkajn botelojn da lakto.
Dum la printempo la unuaj folioj bele ornamas la parkojn
kaj arbarojn.
Ni bone povas uzi la novan kameraon.
Nia fiŝkaptado preskaŭ malplenigas la maron.
La eta knabino disŝiris la malnovan gazeton.
La meblojn li elektis tre maloportune.
La komputilo tre ŝanĝos nian mondan
civilizacion.
La rabistoj ŝtelos ĉion se vi ne bone fermas la
pordon.
Li krude forpuŝis la aliajn homojn por havi liberan
vojon.
Se vi ne ekzercas vian korpon, vi ne vivos sane.
La mallonga brilado de la suno kaŭzas la
vintron. Let vooral goed op als een zin uit hoofdzin en bijzin bestaat, want zowel de hoofdzin als de bijzin kunnen een eigen lijdend voorwerp hebben, bijvoorbeeld:
Mi traktas la etajn aferojn, kiujn li ne volis
trakti.
La infanoj, kiuj verkis la libreton, ankaŭ prelegis
ĝin.
Afstand, tijd, richtingDe -n uitgang wordt eveneens toegepast bij maat, prijs, gewicht, afstand, afmeting of tijd, bijvoorbeeld:
Li vojaĝis du kilometrojn. Hij reisde twee
kilometer. In deze gevallen kan men ook voorzetsels gebruiken.
Li vojaĝis je du kilometroj. De -n uitgang kan evenwel ook worden gebruikt om een beweging of verplaatsing aan te duiden. Dikwijls kunnen wij deze uitgang dan met naar vertalen. In dat geval staat de uitgang na een voorzetsel of achter een bijwoord. Bij de voorzetsels al (aan, naar) en ĝis (tot) staat nooit een dergelijke uitgang omdat deze voorzetsels zelf al een beweging of verplaatsing benoemen.
Li kuras en la parko. Hij rent in het park. Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord is eenvoudigweg de naam van iets,
bijvoorbeeld de fiets, het weer, de politiek enzovoort. Een
bijvoeglijk naamwoord zegt iets van het zelfstandig naamwoord
waar het bijhoort, bijvoorbeeld de zware tak, het
hoge huis.
vojo malluma een donkere weg Als het zelfstandig naamwoord in het meervoud staat dan staan de erbij behorende bijvoeglijke naamwoorden ook in het meervoud.
la ruĝa ŝranko de rode kast Als het zelfstandig naamwoord de -n uitgang heeft, dan hebben de bijbehorende bijvoeglijke naamwoorden ook deze uitgang.
Li tuj ŝaltas du grandajn lumojn.
Ĉu vi nur havas tri maldikajn valizojn?
Mi povus manĝi eĉ ses ravajn pladojn. Het bijvoeglijk naamwoord hoeft niet altijd voor of achter het zelfstandig naamwoord waar het bijhoort te staan. Als het bijvoeglijk naamwoord deel uitmaakt van het zogeheten gezegde staat het bij het werkwoord. Het gezegde drukt de kernhandeling van de zin uit. Het bestaat uit een of meerdere werkwoorden met mogelijk zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, bijvoorbeeld: Mi volas helpi lin. Ik wil hem helpen. Het gezegde bestaat hier uit twee werkwoorden, te weten volas helpi. Mi estas malsana. Ik ben ziek. Het werkwoord alleen (esti) zegt niets, alleen met het bijvoeglijk naamwoord erbij krijgt het zijn betekenis (esti malsana = ziek zijn). Ŝi iĝos flegistino. Zij zal verpleegster worden. Het werkwoord iĝi (worden) alleen betekent niets. Daarom moet men het zelfstandig naamwoord flegistino toevoegen. Uiteraard moet men goed opletten of een zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord tot het gezegde behoort. Verwar een zelfstandig naamwoord in het gezegde niet met het onderwerp van de zin. Surduloj estas homoj. Doofstommen (=onderwerp) zijn mensen (=gezegde).
Werkwoorden - deelwoordenDe zogeheten deelwoorden van het werkwoord zijn niets anders dan bijvoeglijke naamwoorden.
vidinta gezien hebbend Als zij bij een zelfstandig naamwoord in het meervoud horen dan krijgen zij dus ook de meervouds-j.
Mi estas lavanta. Ik ben aan het wassen. Bepaling van gesteldheidHet bijvoeglijk naamwoord kan ook nog als zogeheten bepaling van gesteldheid voorkomen. De bepaling van gesteldheid is een soort kruising tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord. De bepaling van gesteldheid krijgt nooit de -n uitgang van het lijdend voorwerp.
Li faras la aŭton rapidan.
Li faras la aŭton rapida.
Li faras la aŭton rapide. In de middelste zin zegt rapida iets over hoe de wagen wordt onder invloed van het werkwoord fari.
Li masaĝas la muskolojn suplajn.
Li masaĝas la muskolojn suplaj.
Li masaĝas la muskolojn suple.
Li faras la laboron malfacilan.
Li faras la laboron malfacila.
Li faras la laboron malfacile. Het bijwoord, met zijn uitgang op -e, heeft twee grote verschillen met het bijvoeglijk naamwoord, te weten:
1) Het kent geen meervoud en ook geen lijdend voorwerp vorm,
bijvoorbeeld: la aŭto iras rapide en ook la aŭtoj
iras rapide.
Ni veturas dekstre Wij rijden rechts. 2) Het hoort nooit bij een zelfstandig naamwoord, terwijl een bijvoeglijk naamwoord altijd bij een zelfstandig naamwoord in dezelfde zin hoort. BijwoordenEen bijwoord kan iets zeggen over de volgende zinsdelen: 1) Het werkwoord, bijvoorbeeld: Li tajpas diligente. Hij typt ijverig. Onderscheid dit goed van het gezegde in: Li estas diligenta. diligente zegt iets over het tajpi, diligenta is een eigenschap van li. Ook ten opzichte van de bepaling van gesteldheid is er een verschil.
Ŝi trikas malakurate.
Ŝi estas malakurata.
Petro ĉarpentas precize.
Petro ĉarpentas ĝin preciza.
Petro estas preciza 2) Een bijvoeglijk naamwoord. Let ook hier weer op.
Li estas rapide pensanta viro.
Li estas rapida pensanta viro.
Ŝi ŝatas montri bele purajn vestojn.
Ŝi ŝatas montri belajn purajn vestojn. 3) De gehele verdere zin, bijvoorbeeld: Unue mi volas diri mian dankon ke ...(kaj tiel plu). Ten eerste wil ik mijn dank zeggen dat ... enzovoort. 4) Een ander bijwoord, bijvoorbeeld:
La trajno iras fulme rapide. De trein gaat
bliksemsnel. Als het onderwerp van de zin is weggelaten dan moet men eventuele bijvoeglijke naamwoorden vervangen door bijwoorden, bijvoorbeeld:
Ĝi aspektas malnova. Het ziet er oud uit. Er is nu immers geen zelfstandig naamwoord meer in de zin waar het bijvoeglijk naamwoord bij kan horen. Dit geldt ook voor bijzinnen waar het weggelaten onderwerp hetzelfde is als dat van de hoofdzin.
Tuj avertite, li rapide forfuĝis.
Vergelijk: VoorzetselsDe regel 1 woord = 1 betekenis geldt in het bijzonder bij de voorzetsels. Daarom moeten wij hier goed opletten.
Met
Voor
Langs
Bij
Behalve
Over
Door Veel voorzetsels in vaste uitdrukkingen vertalen wij in het Esperanto met het onbepaalde voorzetsel je, bijvoorbeeld:
Je via servo. Tot uw dienst.
Aanwijzende voornaamwoordenHet woordje dat kunnen wij vertalen met tio of tiu. Tio wordt altijd zelfstandig toegepast en verwijst altijd naar dingen, nooit naar personen. Bij aanwijzend gebruik van dat moet men het woordje tiu gebruiken.
Tio estas vera. Dat is waar. Tiu verwijst bij zelfstandig gebruik altijd naar personen.
Tiu forportis la sakojn. Die droeg de zakken
weg.
Zich (wederkerig voornaamwoord)Het woordje zich is bij sommige werkwoorden al in de betekenis mee inbegrepen. Men hoeft het dan niet nog eens extra te vertalen door sin.
mi hontas = ik schaam me (niet mi hontas
min). Nabije toekomstIn het Nederlands gebruiken wij voor de nabije toekomst vaak de tegenwoordige tijd. Dit is in het Esperanto niet toegestaan. Steeds als het over de toekomst gaat moeten wij de toekomende tijd gebruiken.
Mi venos morgaŭ Indirecte redeIn de indirecte rede veranderen wij in het Nederlands de tijd van het werkwoord. Dit gebeurt nimmer in het Esperanto.
Li diris: „Mi ankoraŭ vizitos vin.”
Li diris ke li ankoraŭ vizitos nin. Dubbele betekenissenSommige woorden hebben in het Nederlands twee of meer betekenissen. In het Esperanto zijn er dan twee afzonderlijke woorden.
Bal
Band
Bank
Boer
Dan
Dromen
Glas
Juist
Keer
Kerk
Koken
Kool
Licht
Paard
Punt
Schrijven
Sport
Stroom
Te
Toets
Wagen
Weer
Weg
Wild
Zijde Auteur: Frans COBBEN, Artilleriestraat 87, NL-4611 GC BERGEN OP ZOOM Laatste aanpassing van deze bladzijde: 09-05-2020 |